Grand Théâtre

1935-Grand-theater

Functie Bioscoop/theater
Capaciteit 1500 zitplaatsen
Adres Pompenburgsingel 9
Ingebruikname 1923
Bijnaam Krant Theater

 

Het vlaggenschip van Tuschinski in Rotterdam

De opkomst van de film doet aan het begin van de twintigste eeuw zijn intrede en Rotterdam kent in het interbellum ongekend veel bioscoopzalen. Aan de Pompenburgsingel opent Abraham Tuschinski in 1923 het meest luxueuze: het Grand Théâtre. De naam Tuschinski is sterk verbonden met de stad Amsterdam, vanwege de gelijknamige bioscoop aan de Reguliersbreestraat. Maar Abraham Tuschinski was in eerste instantie een Rotterdamse bioscoopexploitant.

 

De Poolse immigrant – Abraham Içek Tuschinski, geboren in 1886 in Polen – kwam op achttienjarige leeftijd in 1904 naar Rotterdam, waar hij aanvankelijk als kleermaker de kost verdiende. De reden van zijn vertrek uit zijn geboorteland is gissen: vluchten voor de progroms, ontlopen van de dienstplicht in het tsaristische leger in de Russische oorlog tegen Japan, de oversteek naar America of de economische crisis. Eenmaal gevestigd in de havenstad laat hij een jaar later zijn vrouw Mariem Estera Tuschinski-Ehrlich overkomen naar Rotterdam. In 1906 komt hun zoon Wolf (Will) Tuschinski ter wereld. In 1908 laat hij het kleermakersvak achter zich en neemt de leiding over van een logement over voor Poolse en andere Oost-Europese migranten aan de Nadorststraat, genaamd ‘Polski’. Rotterdam is door de Holland-America-lijn immers ‘de Poort’ naar het beloofde land. Veel Europeanen willen de oversteek maken. In het zelfde jaar verwachten Abraham en Mariem hun tweeling Meijer en Natan. Maar beide zoontjes zullen hun eerste levensjaar niet halen.

 

Booming business

De fascinatie voor ‘levende photografieën’ was bij Tuschinski al vroeg gewekt. De eerste bioscopen waren nog reizend en deden veelal de kermissen aan. Rotterdam had de primeur van de eerste vaste bioscoop. Er zouden vele volgen: ‘Cinema became a booming business’. In Rotterdam werden er achtien stuks geopend tussen 1910 en 1914. Tuschinski was enthousiast en had een plan voor een eigen bioscoop. Het theaterbezoek staat hem alleen een beetje tegen, want de zalen zijn vaak slecht ingericht en smerig. Dat moet anders, denkt de ondernemende Tuschinski. Hij kreeg daar alle ruimte toe.

Bij de modernisering van Rotterdam speelden de amusementsbedrijven een voorname rol. De locale overheid ging soepel om met de geldende restricties. Deze liberale houding zorgden ervoor dat het Rotterdamse amusement bloeide als nooit tevoren. De gemeente ondersteunde de initiatieven van de bioscoopeigenaren als Abraham Tuschinski, Karl Weisbard en caféhouders Dirk Reese en C.N.A. Loos. Karl Weisbard bouwde de Wester Bioscoop aan de Binnenweg en het Pompenburg Grand Théâtre aan de Pompenburgsingel. Dirk Reese opende de fameuze dancing Pschorr aan de Coolsingel en C.N.A. Loos opende Grand Café Loos aan het Hofplein.

 

Tuschinski moest opnieuw beginnen, maar het zou beter worden, luxueuzer. De bezoekers zouden niet alleen een film te zien krijgen, maar ook in de watten worden gelegd.

 

In 1911 opende Tuschinski zijn eerste bioscoop: Thalia aan de Coolvest, op de rand van de beruchte Zandstraatkwartier. Een Volksbuurt en uitgaansgebied in het stadscentrum. Tuschinski’s Thalia was voor de verbouwing een zeemanskerkje geweest. Thalia was geen lang leven beschoren: het pand ging tegen de vlakte om plaats te maken voor het nieuwe gemeentehuis. Tuschinski moest opnieuw beginnen, maar het zou beter worden, luxueuzer. De bezoekers zouden niet alleen een film te zien krijgen, maar ook in de watten worden gelegd. Hij rook zijn kans toen een grote ruimte vrij kwam in de Hoogstraat, dé winkelstraat van Rotterdam. Tegenspraak duldde hij niet als het ging om het uitdragen van zijn visie, hij deelde de lakens uit. Architecten waren niet meer dan uitvoerders. Ook decorateurs dienden volgens zijn aanwijzingen te werken. Die ruimte aan de Hoogstraat verbouwt Tuschinski tot zijn tweede bioscoop, Thalia II genaamd. Hier kwam de ‘Tuschinski stijl’ van de cultuurondernemer voor het eerste tot volle wasdom. De klant is koning en moet zich ook zo voelen. Hij gaat niet naar binnen door een kleine deur, maar via een grootse entree over een rode loper. Hij koopt zijn kaartje bij een kassajuffrouw die er blij en aantrekkelijk uit ziet en wordt naar zijn stoel begeleid door een jonge man in een keurig uniform. De bioscoopstoel is een fauteuil en die staat op een hoogpolig tapijt. In de pauze is er variété. Een goochelaar, een zangeres, een muziekgroep. Door Tuschinski is naar de film gaan een heerlijk uitje geworden. Die sterke fixatie op details verklaarde mede zijn succes. De Tuschinski stijl is geboren.

 

Hoogstraat

Hoogstraat, dé winkelstraat van Rotterdam

 

Bioscoop imperium

De zaken gaan goed. Met hulp van zijn zwagers Hermann Ehrlich en Hermann Gerschtanowitz bouwde Tuschinski aan een heus Rotterdams bioscoop imperium. Gerschtanowitz is de filmman, Ehrlich is meer van het theater en Tuschinski is vooral van de gebouwen en de presentatie. Eerst namen de compagnons het slecht lopende Cinema Royal – aan de inmiddels gedempte Coolsingel – over van concurrent Desmet. Het gezin Tuschinski betrok de woning boven dit theater. Daarna nam het driemanschap de exploitatie over van het Scala Theater aan de Hoogstraat en kocht Verhaars Olympia aan de Binnenweg. Hier draaien voortaan de nieuwste Westerns uit Amerika.

Tuschinski begon zich af te vragen of Amsterdam niet ook aan een luxueuze bioscoop toe was. Moest hij zijn formule niet introduceren in de hoofdstad: weelderig ingerichte zalen, variété als intermezzo? Hij kocht een stuk grond met ruim dertig verkrotte panden ‘de Duvelshoek’ bij het Rembrandtplein. Daar zou hij de bouw van een Wereldtheaterpaleis – een Tempel voor Kunst en Vermaak – verwezenlijken. In 1921 was het Tuschinski Théâtre aan de Reguliersbreestraat gereed. Een paar jaar later, hij was 39, werd Tuschinski genaturaliseerd tot Nederlander.

 

Grand Théâtre

Naast Tuschinski was er nog een succesvolle Oost Europese Jood met een bioscoop imperium: Karl Weisbard (1877-1943). Weisbard kwam eveneens uit Polen en begon tevens te werken als een kleermaker bij aankomst in Rotterdam. Anders dan Tuschinski, wilde hij een geheel nieuw theater concept, speciaal ontworpen voor de bioscoop. Vanuit de hechte Joodse gemeenschap, maakte hij kennis met de architect Jacob van Gelderen (1888-1944). Samen ontwikkelde ze de moderne cinema’s ‘Wester Bioscoop’ (W.B. Theater) aan de Binnenweg en het Pompenburg Grand Théâtre aan de Pompenburgsingel. Echter, de kosten voor het Pompenburg Grand Théâtre waren zo hoog dat Weisbard het theater al na een jaar moest verkopen. Misschien was het schuldgevoel, maar Tuschinski vond dat hij na zijn filmpaleis in Amsterdam ook zijn geliefde Rotterdam een vergelijkbaar theater moest geven. Het Pompenburg Grand Théâtre van concurrent Weisbard leek hem de ideale locatie.

 

Het sobere interieur van Weisbard en Van Gelder heeft de ‘Tuschinski stijl’ ondergaan: een mixture van Jugendstil en art-deco.

 

Na een ingrijpende verbouwing heropende het Tuschinki’s Grand Théâtre op 21 december 1923. Het sobere interieur van Weisbard en Van Gelder heeft de ‘Tuschinski stijl’ ondergaan: een mixture van Jugendstil en art-deco. Mollige Smyrnatapijten van de Koninklijke Verenigde Tapijtfabrieken naar het ontwerp van Jaap Gridding en Pieter den Besten decoreert het plafond van het nieuwe Rotterdamse theater. Het interieur laat Tuschinski bekleden met mahoniehout, afgezet met randen van ebbenhout. Er wordt nieuwe verlichting aangebracht. De gehele aankleding van het gebouw is overdadig. Met 1800 plaatsen was deze bioscoop toen de grootste van Nederland.

 

Pompenburgsingel

Markt op Pompenburgsingel

 

Vermaak complex

In 1924 voegde Tuschinski er bovendien het chique cabert-dansant La Gaité aan toe dat zich bevond op de eerste verdieping van het Grand Théâtre. Grand en La Gaité zouden een compleet uitgaanscentrum moeten worden. In dit intieme cabaret kon het welgestelde uitgaanspubliek tot in de late uurtjes genieten van cabaret, jazz, dans en variété-optredens. Tuschinski’s idee van een avondje uit ging verder dan alleen een film kijken. Het publiek moet na de film kunnen dansen en een drankje kunnen drinken. Tuschinski nodigde ook speciale gasten uit: Loie Fuller, Sid Phillips and The Melodians, The Ramblers, Marlene Dietrich, Lil Dagover, Olympisch kampioen boksen Bep van Klaveren en Josephine Baker. In Rotterdam was het La Gaité geen succes. Het Rotterdamse publiek voelt zich er niet thuis.

 

Het mooiste van het mooiste

Alleen ‘het mooiste van het mooiste’ was goed genoeg voor Abraham Tuschinski. Dit gold niet alleen voor het interieur, ook aan het drukwerk voor de bioscopen werd veel aandacht besteed. Ontwerpers als Jacob Jongert, Pieter den Besten, Elias Ott, Frans Mettes, Joop van de Berg, Arjen Galema en Adr. Visser ontwierpen fraaie programmaboekjes en filmaffiches. Het ligt voor de hand dat enkele ontwerpers elkaar hebben gekend. Sommige waren immers werkzaam in Rotterdam en lid van dezelfde vakverenigingen, zoals de Rotterdamse Kunstkring.

 

Jongert ontwierp in 1924 een programmaboekje voor het Grand Théâtre. Het omslag bestaat uit een compositie van contrasterende kleurvlakken (wit-zwart, oranje-groen en goud-rood) in combinatie met een strakke typografie. Vooral het goud als accentkleur geeft het boekje ondanks het moderne, strakke ontwerp toch de rijke uitstraling die Tuschinski voor ogen had. Het enige figuratieve element op de omslag is een verwijzing naar de wereld van de cinema in de vorm van een gestileerde filmstrook. Heel bijzonder – voor een programmaboekje – is dat voor- en achterzijde één compositie vormt. Op de achterzijde staat een Van Nelle advertentie in dezelfde stijl. Zelden werd er zoveel aandacht aan het ontwerp voor een ‘eenvoudig’ programmaboekje besteed.

 

1924 – Programmaboekje van Jacob Jongert (collectie: Sipke van de Peppel)

 

Ondanks dat het met zijn bioscoopconcern in financieel opzicht steeds slechter gaat, blijft Tuschinski ijverig en op grote schaal reclame maken voor de films die in zijn bioscopen draaien. Er wordt veel aandacht besteed aan allerlei vormen van werving. Vooral de sterren die het publiek moeten trekken – zoals Greta Garbo en Shirley Temple – worden prominent afgebeeld op de filmaffiches. Zo ontwerpt Frans Mettes in 1937 een schitterend affiche met het gezicht van Marlene Dietrich. Deze populaire – van oorsprong Duitse actrice die in veel Hollywood-films speelt – is dan al wereldberoemd.

 

De ondergang

Tuschinski schuwde het nemen van risico’s niet. Door een stroom luxe-investeringen en uitingen van antisemitisme, dreigde in 1936 een faillissement. Uiteindelijk redde Tuschinski de zaak door zijn bioscopen onder te brengen in de Tuschinski Bioscoop-Exploitatie Maatschappij (Tubem). Vanaf dat moment waren Tuschinski, Ehrlich en Gerschtanowitz nog wel directeur, maar niet langer eigenaar van hun ondernemingen. De oprichting van Tubem betekende het einde van Tuschinski’s imperium. In 1939, een paar maanden na het overlijden van Tuschinski’s zoon Will, besloot Tubem de Tuschinski-theaters te verhuren aan het Duitse Tobis. Erger kan niet… of toch wel.

 

In totaal zijn 12 Rotterdamse bioscopen verloren gegaan. De bommen verwoestten alle vier de theaters van Tuschinski.

 

Het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940 – ook nog eens Tuschinski’s verjaardag – legt de oude binnenstad in de as. Het is een wonder dat Abraham en zijn vrouw het bombardement overleven. Ze wonen immers boven Cineac op de Coolsingel, midden in het gebombardeerde centrum. In totaal zijn 12 Rotterdamse bioscopen verloren gegaan. De bommen verwoestten alle vier de theaters van Tuschinski. Vrijwel direct na de capitulatie wordt de naam ‘Tuschinski’ op de gevel van het Amsterdamse theater verwijderd en vervangen door het niet-Joodse naam ‘Tivoli’. Abraham Tuschinski, Herman Ehrlich en Herman Gerschtanowitz worden op staande voet ontslagen. Ze zijn alles kwijt. Ondanks alle waarschuwingen weigert Tuschinski Nederland te ontvluchten. Hij trekt in bij een familielid aan de Rochussenstraat in Rotterdam-West.

 

Juli 1942. Abraham Tuschinski en zijn hele familie worden gearresteerd en vanuit Loods 24 naar Westerbork afgevoerd. Hij zal hier niet lang blijven. Het transport dat op 14 september 1942 uit Westerbork vertrekt, heeft Abraham Tuschinski en zijn vrouw Mariem Tuschinski-Ehrlich aan boord. De trein rijdt na een tussenstop door naar Auschwitz waar alle inzittenden direct bij aankomst worden vergast op 16 september 1942. Ook Hermann Gerschtanowitz sterft dat jaar in Auschwitz. Herman Ehrlich komt een jaar later om in Sobibor. Ook bioscoop eigenaar Karl Weisbard en architect Jacob van Gelderen komen om in Auschwitz.

 

Een triest einde voor een man wiens naam nu nog altijd een begrip is in heel Nederland. Extra wrang is dat Abraham Tuschinski en zijn familie door de Nazie’s terug gebracht zijn naar hun geboorteland om daar te worden vermoord.

 

Abraham Tuschinski

Abraham Tuschinski – Still uit documentaire van filmmaker Arthur Bueno

 

Wederopbouw tot nu

In de wederopbouw fase heeft de omgeving nabij de Pompenburgsingel verschillende functies gehad: zo was er een Heliport, een nood gebouw van Ahoy en tenslotte het woningbouwprojecten ‘Klein Volendam’ (bouw: 1977-1983). Andere belangrijke fysieke elementen in het gebied zijn de spoorlijn Rotterdam – Dordrecht en een verkeerskruising Pompenburg/Goudsesingel. Het Grand Théâtre van Tuschinski moet op de plek van de kruising gestaan hebben.

 

Verder op de Pompenburg staat een replica van de stadspoort ‘De Delfse poort’ die nog doet denken aan het vooroorlogse Rotterdam. Dit monument is een ontwerp van kunstenaar Cor Kraat. Het monument is een silhouet van de oude Delftse Poort, die bij het Duitse bombardement van 4 mei 1940 deels werd verwoest en vervolgens geheel werd afgebroken.

 


Hieronder is een promotie filmpje te zien van het grote filmproductie, -distributie en televisiestudio Metro-Goldwyn-Mayer Studios (MGM), met het Grande Théâtre en Abraham Tuschinski in de hoofdrol.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.